In dit artikel leggen we uit waarom het uurtarief van een Flexvakleerkracht (PO) niet één-op-één te vergelijken is met het uurloon van een vakleerkracht muziek, drama, gym, yoga, AI, etc in dienst. Toch komt de vraag regelmatig terug: “Hoe kan het dat een zzp’er per uur meer kost dan iemand op de loonlijst?” Flexonderwijs laat zien waar de vergelijking scheefgaat en welke kosten meestal buiten beeld blijven. Door niet de schil van de appel naast die van de peer te leggen maar te kijken naar het sap, ontstaat een veel eerlijker vergelijking waarbij de salarisstijging van 2026 is meegenomen.
Salaris versus uurtarief: twee totaal verschillende grootheden
Het klinkt eenvoudig: je deelt het maandsalaris door het aantal werkuren en je hebt een uurprijs. Maar dat beeld klopt niet. Een salaris laat zien wat iemand ontvangt, terwijl een uurtarief de werkelijke kosten van inzet weerspiegelt.
Een zelfstandig vakleerkracht neemt juist alle werkgeversrisico’s zelf op zich: geen loondoorbetaling bij ziekte, geen vakantiebudget, geen zekerheid van werk en geen toegang tot grote collectiviteitskortingen. Alleen de uren voor de klas zijn factureerbaar; alles eromheen – administratie, aanbodgesprekken, professionalisering, voorbereiding, materiaal – is onbetaald. Daardoor kun je pas eerlijk vergelijken wanneer je kijkt naar de totale kostprijs. En soms blijkt dat een zzp’er die iets duurder lijkt, juist minder risico’s meebrengt.
Lees ook: Waarom tarieven tussen zzp’ers kunnen verschillen.
Een rekenvoorbeeld
vakleerkrachten (zoals voor gym, muziek, beeldende vorming, techniek, etc.) hebben een wat aparte positie binnen de cao’s. Ze vallen formeel gewoon onder de lerarenschalen (zoals LB, LC, LD), maar de inschaling verschilt per onderwijssector en per schooltype. Hieronder leg ik het overzichtelijk uit voor zowel het primair onderwijs (PO) als het voortgezet onderwijs (VO).
Een volledig rekenvoorbeeld op basis van een fulltime dienstverband laat zien hoe de kostprijs tot stand komt. Belangrijk om te benadrukken: vakleerkrachten werken bijna nooit een volledige fte bij 1 werkgever.

Een vakleerkracht kan ook in de CAO van Onderwijs Ondersteunend Personeel zitten. In dat geval zijn de salarisschalen wezenlijk anders. We hebben het dan over Schaal 1 (2.310 ), Schaal 2 (€ 2.362) en Schaal 4 (€ 2.466). In dat geval komt het uurtarief ook op de helft. Met in achtname dat materiaal extra wordt berekend.
Wat maakt loondienst écht kostbaar?
Naast het salaris en de werkgeverslasten betaalt een school ook volle doorbetaling tijdens:
- ziekteverzuim (gemiddeld 7–8%)
- studiedagen
- administratieve taken
- professionalisering
- vakantieweken
Deze uren worden volledig betaald, terwijl ze geen directe les- of productieve uren opleveren. Daardoor stijgt de kostprijs, zelfs als het salaris gelijk blijft. Per 2026 stijgt die kostprijs verder door de cao-verhoging: 5,5% extra salaris plus verbeterde voorwaarden voor reiskosten, werkdruk en scholing.
De kostenstructuur van een zzp-leerkracht
Bij zelfstandigen werkt de rekensom anders. Een uurtarief moet ruimte bieden voor:
- ondernemersrisico
- onbetaalde uren (acquisitie, administratie, gesprekken, voorbereiding)
- scholing
- verzekeringen
- pensioenopbouw
- periodes zonder werk
- geen doorbetaling bij ziekte of feestdagen
- reis en parkeerkosten
Geen vakantiegeld of toeslagen
Alleen de daadwerkelijk gewerkte lesuren kunnen worden gefactureerd. Daarmee wordt duidelijk dat het tarief van een zzp’er geen salaris is, maar een optelsom van risico’s en kosten die normaal gesproken door een werkgever worden gedekt.
Verandert verzuim de vergelijking?
In het onderwijs ligt het verzuim rond 7,4%. Bij zzp’ers rond 1,2%, en die kosten liggen volledig bij de zelfstandige, niet bij de school. Zou je dit meenemen in de vergelijking, dan kan een zzp’er die 10% duurder is dan de kostprijs van een loondienstleerkracht alsnog goedkoper uitvallen. Geen ziekteverzuim, geen vervangingskosten en geen doorbetalingsverplichtingen maken een groot verschil.
Conclusie: het sap toont het echte verhaal
Een zzp-uurtarief is geen hoog loon; het is een compleet ondernemersplaatje. Een salarisbedrag laat slechts een deel van de werkelijke kosten zien. Zet je beide kostenstructuren eerlijk naast elkaar, dan blijkt het verschil kleiner dan vaak gedacht — en soms zelfs in het voordeel van zelfstandige inzet.
Met de cao-stijging van 2026 wordt dat verschil nóg duidelijker. De conclusie is simpel: het onderwijs heeft zowel vaste krachten als zelfstandige professionals nodig om kwaliteit, continuïteit en werkdrukverlichting te behouden.
Vergelijken met de leerkracht Vergelijken met de docent Vergelijken met de IB / KC Vergelijken met de Schoolleider
De genoemde tarieven zijn bijgewerkt in november 2025 en gebaseerd op de salarisschalen VO en PO die per januari 2026 ingaan. De vergelijking is gemaakt op basis van de cao, niet op inflatie. (LINK)
€

