Lang niet alle zelfstandigen in het onderwijs zijn schijnzelfstandigen. Landelijk gezien gaat het maar om 200.000 van de 1,6 miljoen werkenden (12,5%). De Hoge Raad heeft bovendien geoordeeld dat enkel inbedding en gezagsverhouding niet leidend kunnen zijn, omdat er geen sprake mag zijn van een rangorde bij het “afvinken” van de negen criteria van het Deliveroo-arrest. Voor meer informatie kun je ook het toetsingskader raadplegen.
Maar stel dat er wél sprake is van schijnzelfstandigheid. Wat is dan het financiële risico?
Geen boetes, wél loonheffingen
Stel dat er bij controle sprake is van schijnzelfstandigheid (tot op heden in het onderwijs nog niet bij ons bekend), dan worden er geen boetes opgelegd. Wel moet de loonheffing met terugwerkende kracht (vanaf 2025) worden betaald.
De gevolgen bij schijnzelfstandigheid zijn goedkoper dan werken via een commercieel bureau
De loonheffing bedraagt ongeveer 35%. Als de zzp’er via een commercieel bureau wordt ingezet, kost dat 37,5% extra. Mede om deze reden nemen veel schoolbesturen liever het risico dat een zzp’er als schijnzelfstandige werkt dan dat zij gegarandeerd deze extra kosten betalen aan een commercieel bureau.
Daarbij: kosten loonheffing gedeeld met de zzp’er
In februari was er een landelijke discussie waarin duidelijk werd dat de opdrachtgever het risico niet mag afwentelen op de ondernemer. Sinds 2016 werkt FlexOnderwijs met maandelijks geüpdatete overeenkomsten op basis van gedeelde verantwoordelijkheid – dus niet alles bij de zzp’er, maar ook geen eenzijdige risico’s voor de school. De zzp’er neemt de helft van de loonheffingen voor zijn of haar eigen rekening. In het geval van de zzp’er kunnen zij de voor deze opdracht zelf afgedragen loonheffingen terugvragen en aan de opdrachtgever overmaken. Daarbij voegen we in de overeenkomst de ondernemerscheck toe, waardoor de kans op schijnzelfstandigheid nog verder wordt verkleind.